Wezens in de Aardegebonden Natuur
Aspecten die van belang zijn in de geomantie
over natuurwezens
Natuurwezens
natuurwezens leggen zelf wel contact met je
als het de juiste tijd is en op het juiste moment
de omgeving is intelligent genoeg
om dat zelf te beschikken
Begrippen
In verschillende tradities worden verschillende begrippen gebruikt:
Elementalen
algemeen begrip voor natuurwezens die in de aardse natuur voorkomen en een ontwikkeling kunnen meemaken, levensladder beklimmen, vanaf een elementair stadium, tot menselijk, bovenmenselijk en halfgoddelijk om daarna een god te worden. Voor mensen kunnen ze oplichtend, ondersteunend werken.
Elementaren
natuurwezens die bij mensen die daar ontvankelijk voor zijn, kunnen binnenslippen. Natuurwezens die
afbreken, naar het donker neigen, knarsetanden. Maar ook ontlichaamde zielen van ‘verdorven mensen’. Deze zielen hebben zich op een zeker moment vóór de dood van hun goddelijke geest losgemaakt en zo hun kans op onsterfelijkheid verloren. Ze zijn op weg om zich te ontbinden. In Duitsland hanteren geomanten een omgekeerde betekenis van deze twee begrippen.
Entiteiten
het wezenlijke, afgeleid van het Latijnse ‘entitas’ van ‘ens’, verwant met hij is. Een belichaamd of onbelichaamd wezen
Monade
eenheid, afgeleid van het Griekse ‘monos’ alleen. Ondeelbaar bestanddeel van stof of geest.
Elementaire wezens
wezens die in hun ontwikkeling verbonden zijn aan de vier elementen
Natuurgeesten of natuurwezens
strikt genomen elementenwezens die in de natuur kunnen voorkomen. Zelf hanteer ik graag het begrip natuurwezen.
Natuurwezens komen weer meer in de belangstelling, na lange tijd verdoemd te zijn geweest door de christelijke kerk. Als gevolg daarvan leven ze teruggetrokken van de mensenwereld en zijn ze schuw voor contact geworden. Zoals een mens bestaat uit een materiële vorm die doorleefd wordt door zijn wezen, zo kan de mens in zijn lichaamshuis, op zijn huid en in zijn aura wezensvormen huisvesten die zijn doen en laten beïnvloeden. Ook in, op en boven de aardehuid bevinden zich wezensvormen naast ons mensen.
Andere uitgangspunten
- De alomtegenwoordige energieën (trillingen) en werkelijkheden kennen verschillende niveaus en verantwoordelijkheden die in vele tijden zijn herkend.
- Alle energie om ons heen wordt gebruikt door speciale wezens, bewustzijnsvormen. Zo kennen we in de geomantie ondermeer de niveaus van boven naar beneden
- de geestkrachten
- de kracht van de ons omringende elementenergieën: aarde, water, lucht, vuur en kosmische energie
- de invloeden van de natuurwezens
- de mens met zijn ik
De christenen noemen de bron God. Het Nederlandse woord God wordt het eerst vermeld in de Utrechtse doopbelofte (eind 8ste eeuw); “ec gelobo in got alamehtigan fadaer”. De etymologie is onzeker van het woord. Het Germaanse woord gaat terug tot het Indogermaans ghu, waaraan -to als uitgang van het deelwoord vastgeplakt is. Ghu vind je terug in het Sanskriet en betekent daarin “het aangeroepen wezen’. Uit het Gotisch, het Oudnoors en het Oudengels blijkt dat God aanvankelijk een onzijdige geslacht had. De mens transformeerde een onzijdige God later in een mannelijk opperwezen.
- Alles leeft en heeft bewustzijn. Naast de mensenwereld zijn er veel parallelle werelden waar we soms geen weet van hebben. In één daarvan leven de natuurwezens, die door kinderen, dieren en sensitieve mensen zijn waar te nemen.
De antroposofie, wicca, natuurgodsdiensten en ‘new age kringen’ zijn de enige stromingen die het bestaan van natuurwezens nog erkennen. Slechts enkelen hebben een bewust contact met deze natuurwezens. - Jung heeft de archetypen, de natuurkrachten, de goden van buiten in de mens geplaatst. In de geomantie houdt men ze buiten en zoekt men op die manier een verhouding met ze. De praktijk is nu dat over de binnenwereldsubtiliteiten zoals gevoel, denken, gewaarwordingen en ingevingen minder taboe bestaat dan over de waarnemingen in de subtiele buitenwereld.
Wat is een natuurwezen?
Wat moeten we nu onder een natuurwezen verstaan?
- Een wezen dat leeft in de natuur op, in of boven de aarde. Het heeft met ons mensen gemeen dat het Aardegebonden is
- Het leeft in een bepaalde omgeving , liever gezegd sfeeromgeving die aan bepaalde eisen moet voldoen:
- er moet begroeiing zijn voor bepaalde wezens
- er moet energetische voeding zijn vanuit bijvoorbeeld een breuk, een waterader, de bodem, de kosmos, of een bepaald menselijk handelen
- aan- of afwezigheid van mensen. Soms kan de natuurlijke omgeving voor deze wezens kloppen maar door intensief bezoek en gebruik van mensen, stoot het hen af. Een voorbeeld is Challice Garden in Glastonbury. Daar tref je vrijwel geen natuurwezens op horizontaal vlak aan, wel erboven en eronder.
- Je kunt de wezens ook ordenen, zoals in de School van Chartres gebeurde, naar de elementen.
Bijvoorbeeld aardewezens: kabouter, trol; waterwezens: neptunus, zeemeermin; luchtwezens: Jan de wind; vuurwezens: vuursalamander. En tussenwezens zoals de groene man. - Ze hebben hun eigen wegen om zich te verplaatsen: bovengronds, ondergronds of over het aardopper-vlak. Daarvoor kunnen ze bepaalde energetische lijnen gebruiken. Zo verplaatsen lichtwezens als elfen zich over bepaalde lichtlijnen.
- Natuurwezens hebben een vorm die voor ons mensen niet direct zichtbaar is, doch wel subtiel ervaarbaar is als een gevoel, aanwezigheid, geluid
- Ze hebben een specifieke taak in het grote geheel, die ook door de mens worden gerespecteerd.
- Natuurwezens kunnen mensen heel makkelijk beïnvloeden door gedachteoverdracht en andere overdrachtsmechanismen, zoals beelden, motorische stimulatie e.d.
Nog meer herkenningspunten
- Welke leeftijd, intentie en bewustzijn hebben ze?
- Zijn ze al of niet plekgebonden,
- Hebben ze al of geen taak
- Door wie of wat zijn ze gevormd; elk gebied heeft zijn eigen aard die meegebracht kan zijn door menswezen of andere hiërarchieën.
- Hoe is hun maatschappelijke ordening, bijvoorbeeld een hiërarchie met een koning of koningin
- In welke mate zijn ze gericht op mensen; er zijn natuurwezens die zich helemaal afwenden van de mensen of die de band met de mensen openhouden. Dit laatste geldt met name voor de tussenwezens tussen mens en natuurwezens, die menselijke kenmerken dragen als kabouters, elfen, engelen, zeemeermensen. De minder op mensen gerichte natuurwezens kunnen mensen soms schrik aanjagen door hun niet menselijk voorkomen, zoals bijvoorbeeld kobolden.
- Hebben ze een specifieke, persoonlijke relatie met bepaalde mensen die bijvoorbeeld:
- in een vorig leven een gelijksoortig natuurwezen zijn geweest.
- in een vorig leven samenwerkten met dergelijke wezens. Veel natuurmensen als geneesvouwen, heksen en magiërs werkten met natuurwezens samen.
- een bepaald beroep uitoefenen waar energieën vrijkomen die deze wezens behoeven, zoals bijvoorbeeld een begrafenisondernemer die omgeven wordt door trollen en aardmannetjes.
Een spiegel
Het leggen van contact met natuurwezens kan alleen met degenen die passen in jouw trillingsveld en bewustzijnsniveau. Heb je een lage trilling, dan is het bijvoorbeeld niet mogelijk om met feeën in contact te komen, maar wel met trollen. Het is een spiegel voor je als ze jou niet ’willen’ zien. Contact met natuurwezens vertelt veel over jezelf, dus beschouw het waarnemen daarvan als een leerproces om jezelf beter te leren kennen. Belangrijk is ook om de ervaring niet te mystificeren en je steeds af te vragen: wat betekent dit voor mijzelf. Voor het bewust leggen van contact is het nodig om heel schoon te zijn. Handel niet uit nieuwsgierigheid, maar uit liefde voor de natuur. Respecteer hun rijk en dring niet ongevraagd binnen. Als je binnen mag komen, zijn ze dankbaar voor giften. Mocht je per ongeluk wat negatiefs naar ze toe brengen, maak het dan na afloop weer schoon.
Elk zijn taak
De verschillende rijken hebben elk hun eigen taak, ook het mensenrijk. De mens heeft verantwoordelijkheid gekregen voor het mineralen-, het planten- en het dierenrijk. Wij mensen zijn voor de natuurwezens nodig om bepaalde goddelijke krachten hier te brengen.
Wij mensen zijn van nature lichtgericht en verbonden met energetische werkelijkheden die voedend licht geven. Het versterken van de lichtkracht of het beheren van lichte plekken – heilige plaatsen- was en is nog steeds essentieel in de mensencultuur. Vandaar dat spanningrijke kruispunten van lijnen in het verleden werden gemeden, evenals plaatsen waar onderaardse breuken en negatief werkend onderaards water zijn en waar negatieve dingen gebeuren.
Om ons heen zijn veel lichtwezens die ons ondersteunen in ons proces hier op aarde. Elfen en feeën hebben daarin een taak, net als de engelen uit de hogere hiërarchieën. Door ons bewust te verbinden met lichtwezens en met het goede, wordt ons eigen licht gevoed.
Erkenning en onderdrukking
In de voorchristelijke tijd, maar ook in de vroege Middeleeuwen, was in de Keltische en Germaanse cultuur het bestaan van natuurwezens een feit. De mens werkte met hen samen. Men erkende de licht- en donkerrijken en had verschillende contactmogelijkheden en relaties met deze natuurwezens. Zo’n relatie was persoonlijk gekleurd en afhankelijk van het beroep van de betrokkene: een druïde had bijvoorbeeld meer en ander contact dan een kluizenaar, een dorpsoudste, een timmerman of zijn vrouw, of de man die werkte op het veld.
Daarna, in de christelijke tijd, wordt het donker en het natuurlijke veroordeeld en onderdrukt. Alleen de mens wordt nog erkend. Het mineralen-, planten- en dierenrijk worden op onwezenlijke wijze geknecht. De christenen van na het jaar 1000 noemen alles ”boze wezens” die ziekten geven en leven in onderaardse rijken, verbonden met de duivel. De gotische kerkbouwers hielden daarom dan ook geen rekening met natuurwezens.
Volksverhalen
De folklore kent nog veel verhalen over wezensvormen, die echter door meer dan 1000 jaar christendom vernegativiseerd zijn. De meeste volksverhalen komen voort uit een angstige geest en niet uit een geest die erop vertrouwt dat alles leeft en een plaats heeft in het geheel. En zelfs kan samenwerken met de mens. De opgetekende verhalen zijn pas vanaf de vorige eeuw goed gedocumenteerd, terwijl oudere bronnen gekleurd zijn door de blik van de auteur. Zelfs over de indeling in het Natuurrijk kon men het niet eens worden.
Relatie herstellen
Gaialogen kunnen nu in hun eigen omgeving het contact met deze natuurwezens herstellen. Weer leren samenwerken en vandaar uit, bij huis- en plaatsonderzoek, samenwerking zoeken voor een verbetering van het leefklimaat. Immers deze wezens vervullen een essentiële rol bij het beheer van de kwaliteiten in de omgeving. Gaialogie is communiceren met een belevendigde omgeving.
Misschien leven we nu in een tijd waarin we opnieuw kunnen samenwerken met de voor ons grotendeels onzichtbare werkelijkheden. Op zoek naar onze eigen unieke plaats in het grote geheel!
dat je je verre moest houden van het animisme, duivels, natuurwezens,
die als het kwaad werden gezien
het ene, het goddelijke was het ene wat gold
naast de mens
maar gelukkig is er meer tussen hemel en aarde
dat er mag zijn
het zwart witten
‘wij wandelen in duisternis’ volgens de bijbel
‘maya’ zegt het oosten
het lijden hieraan is de oorsprong van het verlangen naar waarheid en authenticiteit
dat ten diepste het individualiseringsproces motiveert
‘individu’ betekent letterlijk ‘ongedeeld, één’
mystiek is de kunst van éénwording met de werkelijkheid die één is
voor hindoes wil atman in ons zich verenigen met de Brahmaan buiten ons
in de joodse mystiek verlangt de geest naar verkleving met God
de latere christenen van de ziel met God
in de islam zingen de soefi’s over de versmelting van de mensengeest met Allah,
zoals water mengt met wijn
of de innerlijke vonk zich versmelt met het Alde westerse mystici
de meesters van individualisme uit de kerkelijke traditie kennen dat authenticiteit niet gevonden wordt door het venster naar de wereld zwart te verven maar juist door het schoon te maken.
Dan zien we de werkelijkheid zoals hij is: oneindig
Niet de buitenwereld is het probleem, maar onze vertroebelde waarneming vanuit beperkte beelden en gedachten over de werkelijkheid.
Het oefenen in zien, in ‘schouwen’ van de werkelijkheid leert het venster van de waarneming te reinigen door meditatie, contemplatie en de zuivering van onze zintuigen en wil de kerk begon haar bestaan als mystagoog; dat ze mensen inwijdde in de goddelijke werkelijkheid d.m.v. riten, symbolen, verhalen en ervaringen
ga nu in de eigen ervaring van de éénwording met binnen en buiten
en leer je eigen geest vinden
en de grote Geest buiten met al haar kinderen
Omgangsvormen met natuurwezens in andere levens
A. Chartres, 10e eeuw: de School van Chartres
De opleiding: het leerproces
“Wij beginnen met de wezens die het meest verstoffelijkt zijn, die het dichtst bij de materie staan. Meestal zijn dat de aardewezens die aan het oppervlakte subtiel ervaarbaar/zichtbaar zijn. We beginnen dan contact te maken met de algemene natuurwezens, zoals kabouters, kobolden, aardmannetjes en allerlei soorten natuurwezentjes. Ze te zien en te leren ervaren. Ervaren wat voor taak zij hebben in de natuur en daar verbinding mee leggen. Als het tenminste kan en mag want niet alle wezens zijn geschikt om je ermee te verbinden en energie mee uit te wisselen om zo te ervaren wat zo’n wezen in wezen doet.
Uitwisseling van energie is een innerlijke ervaring, die zich uitdrukt in voelen, weten, horen of zien. Dat het op de één of andere manier binnenkomt hoe zo’n wezen functioneert, hoe het verbinding heeft met zijn omgeving. En je kunt de verbinding zelfs zover doortrekken dat je het wezen bijna wordt. Je zou je eigen individualiteit daarin kunnen verliezen, maar zover gaan wij niet. Maar het kan wel. We ervaren het van buiten naar binnen en kruipen er deels in voor de informatie die we echt nodig hebben.
Dat is een leerproces. Steeds maar oefenen, oefenen en nog eens oefenen.
Hogere en lagere energie
We leren over het astrale, over mensen die overleden zijn. Over hen leren we het meeste omdat we daar de meeste verstoring van hebben in de kathedraal. Wij kunnen ze zien, oproepen, wegsturen en in wezen hebben we daar een macht over. Maar we leren ook over de wezens van de hogere kosmische orde.
De aardewezens zijn van een lagere orde maar daar zitten ook wel hogere wezens tussen, en de kosmische wezens vaak van een hogere orde zijn.
We delen ze in naar bewustzijn in een schaal van 0 tot 100. Als je boven de 80 komt ben je bij wezens met een heel hoog bewustzijn. 10 is dan een laag bewustzijn en vaak bij wezens die de dingen naar hun eigen hand willen zetten. De hogere wezens houden meer rekening met de mens en dringen zich niet op.
Als we ze signaleren meten we direct de schaal. Het licht van de kathedraal trekt veel hogere kosmische wezens aan, maar bepaalde natuurwezens willen daar niet zijn omdat het licht daar zo sterk is en ze zich daar niet thuis voelen. Maar het trekt ook mensen aan die overleden zijn en nog ronddolen, nog niet naar het licht zijn gegaan. Die moeten wij af en toe opvangen en wegsturen naar de plek waar ze wel thuis horen. We controleren de kathedraal af en toe op hun aanwezigheid en proberen ze naar het licht te sturen. Dat is niet altijd even makkelijk omdat sommigen daar nog niet aan toe zijn en nog iets uit te werken hebben waarbij wij ze kunnen begeleiden. Dat wordt geleerd en dat is een oude leer die de druïden al toepasten.
De aanwezigheid van wezens voelen we sterk intuïtief. We weten zó is de kathedraal zuiver en zó mankeert er iets aan. Dan gaan we kijken waar dat is en wat en soms ook hoe het eruit ziet. En dan zoeken we een oplossing om de kathedraal weer schoon te krijgen.
Wezen boven schaal 80 komen soms wel maar die kunnen we makkelijker wegsturen door duidelijk te zijn. Zij weten wel plekken die veel geschikter voor hen zijn.
De elementen
De elementen worden uitgedrukt in de natuurwezens die zijn ingedeeld naar een hoog of laag bewustzijn en naar kwaliteiten. Wezens hebben een bepaald doel in de natuur, om processen te sturen, te richten en daar kunnen wij gebruik van maken. Maar in de kathedraal zelf hebben we dat niet nodig en dat houden we dan ook buiten de kathedraal.
Een ‘kabouter’ is een energie met een bepaald bewustzijn. Een deel in ons bewustzijn geeft daar een vorm aan om het kenbaar te maken, maar die ‘kabouter’ heeft geen bepaalde vorm. Het is meer energie en die heeft met alle vier elementen te maken. Zo heb je bijvoorbeeld luchtwezens waarvan ik het idee heb dat ze een hele hoge orde hebben – zij hechten ook wel eens aan in de kathedraal. Bij de aardewezens zijn er wel wezens die best wel een hoog bewustzijn hebben. In alle elementen heb je verschillende bewustzijnslagen, afhankelijk van de leeftijd van het wezen en de leerprocessen die het heeft doorgemaakt.
Elementenleer
De elementenleer is inderdaad een oud systeem terwijl wij meer werken met de polariteiten. Er waren nog andere systemen die meer bij de druïden zijn gebruikt: combinaties van elementen, polariteiten, astrologie en geomantie. Maar elke druïde kon daarop weer een eigen visie hebben en soms meer kennis van een bepaald aspect dan wij het kennen. Zij gebruikten energie weer voor andere doeleinden dan wij. Het is net welk doel streef je na en wat kun je daarvoor het beste gebruiken.
De benamingen draak/slang is ook zo’n ander systeem terwijl wij meer de benamingen van zon/maan hanteren. Dat oude druïdische systeem is wel in boeken vastgelegd maar op een zeker moment is dat weer gebundeld. In onze leer valt dan weer heel veel af, omdat we wat uniforms moeten hebben wat benamingen betreft. Draak en slang zijn weer kwaliteitsuitdrukkingen; draak is harder dan slang maar beide zijn verbonden met de aarde en hebben allebei een bepaald bewustzijn.”
B. Keltische stam ver voor de jaartelling, ergens in Noord-Europa
De druïde van de stam vertelt
“Natuurwezens zijn deel van ons bestaan en ze zijn net zoals ik er ben; dat geldt voor zo goed als iedereen. De één heeft er meer contact mee dan de ander.
Hiërarchie
De natuurwezens hebben ook een hiërarchie binnen hun groepen zoals bijvoorbeeld de elfen met de hele wijzen, dan de onderzoekers die soms ook samenwerken met de kabouters, het gewone werkvolk en uiteraard een koning en een koningin. Alles onderverdeeld, ook hoe ze leven.
De heersende groep heeft aparte vertrekken waar ze ook hun vrienden, familie en contacten ontvangen. Ik mag er soms ook naar toe.
De werkende groep is heel druk bezig in het bos. Die zorgt voor het comfort. De onderzoekers zijn op onderzoek uit: waar nieuwe dingen te ontdekken zijn, waar ze licht naar toe kunnen brengen of waar ze wat vandaan kunnen halen van de aarde, zoals heel veel schatten.
De elfen doen hetzelfde voor de planten en de dieren als wij voor ons volk doen. En soms doen ze dat ook voor de mensen, want die willen zij graag tot vriend zijn.
Feeën
Boven de elfen staan de feeën en daarboven is het rijk der engelen. Daartussen is nog iets wat overwonnen moet worden, de draak. Dat overwinnen geldt ook voor de feeën. De feeën hebben geen onderverdeling zoals bij de elfen. Ze leven meestal niet onder de aarde maar hebben in het bos een kasteel en soms ook heel hoog boven de bomen. In het bos zou je hun kasteel daar niet verwachten; het is bij die hoge varens en donkere bomen die bescherming geven, maar opeens voel je een hele lichte vriendelijke plek.
Ik leg contact met de feeën voor informatie maar ik bezoek hen ook vriendschappelijk. Zij hebben me heel veel geleerd over het gebruik van kruiden. Het kan soms heel gevaarlijk zijn als mensen per ongeluk het feeënrijk binnenkomen want dan kunnen de feeën je binnenhalen en een drankje geven dat het tijdsbesef wegneemt. Ze doen dat het liefst met jonge mensen want ze houden van hun energie. Ze leven van die energie. Ze kunnen wel zonder maar het geeft iets meer. Wat de mensen terugkrijgen is liefde en heel veel moois want ze worden er echt verwend.
De taak van de feeën
De feeën krijgen geen ruzie onder elkaar want ze zijn gelijkwaardig. Ik zie ook een vrouw naar de feeën gaan voor een liefdesdrank.
De taak van de feeën is goed te zorgen voor de bomen en bepaalde planten. Ze hebben de leiding bij de verzorging waar de elfen daarna verder mee gaan. Ze hoeden en beschermen de schatten van de aarde, zoals goud en mooie stenen die je niet zo maar mag wegnemen omdat het de energie van de plek verstoord. Zij helpen mij om ook van die schatten gebruik te maken. Als ik een bepaald mengsel nodig heb om een ritueel te bekrachtigen of voor een bliksemritueel, en ik voor die tijd iets van goud en andere stoffen moet maken om mij meer kracht te geven, dan brengen de feeën mij dingen die ik kan gebruiken. De feeën laten het dan brengen door iemand als een hert of een vogel of soms ligt het er ook gewoon plotseling.
Ik ben zelf wel eens heel verliefd geweest op een fee. Je hebt ook feeën die niet zo liefdevol zijn en veel negatief vuur hebben.
Leven en bewegen
Feeën leven in een vast gebied. Ze nemen taken op zich en gaan naar een bepaald gebied toe als het nodig is. En het gebeurt ook wel eens dat er een nieuw rijk ontstaat. Ze blijven toch altijd onderling met elkaar in contact in snelle communicatie.
Ze verplaatsen zich het gemakkelijkst over de lichtbanen en daar zijn ze ook het veiligst. Maar soms is het nodig een andere route te kiezen waarbij ze goed moeten uitkijken. Het is belangrijk dat ze op tijd op een plek komen om hun energie op te laden. Plekken waar aardse energie is, is ook kosmische energie, dat hoort samen. Het één kan niet zonder het ander. Door die lichtbanen zweven ze meestal laag boven de aarde – op 1.5 manshoogte, daarboven is het ijler – want daar is de lichtbaan het sterkste. Zelden transporteren ze zich door de aarde.
De lichtbanen gebruiken ze ook voor communicatie van boodschappen. Dat doen ze met zang of gedachtekrachten die heel sterk werkt bij dit soort wezens.
Elfen
De feeën staan boven de elfen. Zij dragen de verantwoordelijkheid en nemen de beslissingen. De elfenkoning en de koningen bespreken de dingen met de feeën en die hebben het laatste woord.
De elfen maken wat meer lawaai, zijn praatzieker en reizen ook via de lichtbanen maar ze hebben ook hun eigen wegen omdat ze veel onder de aarde zijn. Deze eigen wegen lopen zoals alle wegen, niet altijd even logisch. Waarom leven de elfen zowel onder als boven de aarde? De elfen staan iets dichter bij de mens dan de feeën en omdat het op aarde wat moeilijk voor ze werd gemaakt, hebben ze zich aangepast om onder de aarde te kunnen leven; onder de aarde geeft een goede bescherming.
Elfen en feeën zijn lichtwezens maar de elfen zijn geen vuurwezens als de feeën. De feeën hebben wel vuurkrachten die ze zenden.
Elfenkoninginnen heb je net zo veel als bij rijken met een koning.
Aardewezens
Kabouters
Aardewezens als kabouters zijn een heel ijverig volk en ook super behulpzaam. Ze zijn zo sterk dat ze je kunnen helpen als je gepakt wordt door een minder aardige fee; ze doen dat met de elfen en andere bosbewoners.
Kabouters zijn echte werkers die zich bezighouden met het onderhoud van de bomen, de wortels van de bomen en met dingen onder de aarde die veranderd moeten worden. Ze hebben ook altijd zakken goud, echt materieel goud. Dat mogen zij. Zij weten waar je bepaalde schatten kunt vinden en ze zijn ook heel liefdevol voor dieren en planten, sterker dan de elfen. De elfen zorgen weer heel liefdevol voor de insecten wat de kabouters niet doen.
Kabouters leven op krachtige, vurige plekken als breuken en andere vuurbanen. Het is voor de kabouter een uitdaging om een breuk op te zoeken en daar ligt meestal hun rijk. Ze gaan heel diep in de aarde tot het vuur of water en ze zijn heel moedig, roekeloos zelfs.
Kabouters vormen één groot volk met overal stammen, net als bij de elfen.
Kabouterplekken zijn herkenbaar omdat ze ervan houden dat boven hun woning een oude boomstronk is, omgevallen, half vergaan hout, struikgewas, dennenbomen maar niet echt het donkere bos. Ze vinden het fijn aan de lichte kant te zitten. Varens vind je er ook altijd.
In ons begrensde stamgebied zijn wel 150 kabouterplekken en 80 – 90 elfenplaatsen en de feeën hebben één heel grote plek vanwaar ze naar andere plaatsen toegaan.
Trollen
zijn iets minder toegankelijk. Het is een soort waar ik niet van houd, gluiperige wezens, onderkruipsel die je bedriegen en niet eerlijk zijn. Zij hebben hun rijk bij waterplekken en in vochtige spelonken. Zij beschermen hun gebied maar wij zijn het niet altijd eens met de manier waarop zij dat doen. Ze maken namelijk veel troep en ruimen kadavers niet op. Als ze een dier vangen, laten ze de resten achter. Het zijn namelijk carnivoren terwijl kabouters meestal planten eten en elfen een enkele keer een libel. De feeën leven van honingdrankjes, nectar en veel vruchten maar ook van brood.
Onder de aarde leven dan nog de draken en de slangen.
Zwarte ridders
Dan zijn er nog die niet echt in de aarde leven en een bedreiging vormen, de Zwarte Ridders, zo noem ik ze. Ze hebben ook een heel groot rijk met een heel machtige koning. Ze hebben bijna menselijke vormen en hun koning heeft een vreselijk groot hoofd. We noemen ze Zwarte Ridders omdat ze mooie dingen in iets zwarts, negatiefs kunnen veranderen.
Ze hebben bijvoorbeeld een bosgebied waar heel goede bosgeesten zijn, helemaal lamgelegd om reden van macht. De bosgeesten zijn daarvandaan gevlucht of gevangen gezet en daardoor verstard. Het is wel onze taak om ze te bevrijden maar dat lukt niet altijd want die krachten zijn heel sterk.
Bij ons zijn deze Zwarte Ridders niet echt actief maar ik weet dat ze een heel groot gebied hebben buiten ons stamgebied.
De Grote Schaduw
Je hebt ook van die gevleugelden, de grote schaduw, die samenwerken met de Zwarte Ridders. Als wij proberen dat bosgebied schoon te maken dan moeten we oppassen dat de Grote Schaduw ons niet ziet anders zijn de Zwarte Ridders heel snel geïnformeerd en probeert de Grote Schaduw ons ook te pakken. Bij mij zal dat niet zo vlug lukken maar ik heb gezien dat kabouters en elfen gepakt worden, gevangen genomen of gedood. De Grote Schaduw werkt in dienst van de Zwarte Ridders, rovers zijn het!
De invloed op mensen
De Grote Schaduw pakt mensen minder dan de Zwarte Ridders. Die kunnen mensen helemaal zwart maken van binnen zodat ze alleen nog het kwade willen of in een heel diepe depressie komen. Bijvoorbeeld als een vader van een gezin gepakt wordt en zijn gezin gaat dan dood. (1)
Elfen kunnen niet echt in mensen kruipen en hebben ook geen negatieve aarde. Ze hebben de energie van de mens nodig om goed te kunnen functioneren, dus hier is meer sprake van een samenwerking.
Kabouters trekken zich weinig van de mensen aan en hebben kracht genoeg, maar een andere kracht.
Feeën die kunnen het wel in mensen te kruipen maar niet echt in een mens zitten maar wel behoorlijk beïnvloedend zijn.
Waar je behoorlijk veel last van kunt hebben, is van dat gespuis – de ontsnapten-. Wezens die eigenlijk opgesloten moeten worden omdat ze iedereen lastig vallen. Het zijn wezens van dierlijke of menselijke aard maar ik noem het half dier, half mens. Als je niet uitkijkt zitten ze zo in je nek en proberen je ook echt te beïnvloeden. Ze kunnen iedere open plek binnenkomen en daarom moeten we waken dat we goed beschermd zijn.
Licht en donker
Op de 21ste had ik de ervaring dat ik niet kon doordringen naar het lichtcentrum van de aarde. De druïde zegt dat dit in alle cycli zo kan zijn, ook in het voorjaar en ook bij de langste nacht. Soms kom ik er helemaal niet doorheen en dan is het mijn les om dat te aanvaarden, om te aanvaarden dat de duisternis er ook is.
Zijn er nog meer wezens?
Als je de energetische wereld in gaat zijn er meer wezens. maar zoals kabouters en elfen ken ik er geen.
Taak van de druïde
De taak van de druïde is samenwerken, respect hebben voor de natuurwezens. Ook wij mensen beschikken over krachten om ze te helpen hun gebieden te beschermen. En als je echt vertrouwd kunt worden met de elfen, vooral met hun koning of koningin, met feeën of kabouters kunnen ze heel veel adviezen geven over wat je kunt gebruiken van de natuur. Bijvoorbeeld om je eigen krachten sterker te maken of hoe je contact kunt leggen via gedachtekracht en lichtbanen, en hoe je de schatten van de natuur kunt gebruiken. Als je het goed bekijkt is de opleiding van een druïde bijna afhankelijk van de natuurwezens want als ze een druïde niet willen accepteren, wordt hij geen goede druïde. Ik kon de natuurwezens al vroeg zien.
De natuurwezens worden ondersteund door de kosmos, een hele mantel. Een soort energetisch kanaal dat hen beschermt. Het is heel mooi als je als mens daar in mag staan. Dit kanaal is niet altijd aanwezig, het is een bescherming en het geeft heel veel licht, kracht en liefde.”
C. Vroegchristelijke tijd in Zuid-Frankrijk
De dorpstimmerman aan het woord:
“Er zijn veel verschillen in het rijk van de natuurwezens. Daar bestaan hogere en lagere wezens en eigenlijk zijn ze overal. De stadia van bewustzijn, zoals die voor mensen gelden, zijn net zo van toepassing voor de natuurwezens. En er zijn dus veel stadia van bewustzijn en die is voor ieder individu anders.
Indeling
Je hebt wezens die:
- in het donker leven, diep in de aarde
- net onder het aardoppervlak leven en in holen
- op de aarde leven en daar aan zijn gebonden: kabouters, aardmannetjes, kobolden
- verbonden zijn aan het plantenrijk
- zich hebben verbonden met het Licht: elfen en feeën.
Binnen die groepen heb je natuurlijk ook weer verschillende niveaus’s zodat het eigenlijk heel gedifferentieerd is.
Voorbeeld: feeën en elfen zijn beide natuurwezens die zich verbonden hebben met het Licht maar toch is de fee hoger ontwikkeld dan de elf. Hetzelfde geldt voor het aardmannetje en de kabouter die op de aarde zitten: de kabouter is weer hoger ontwikkeld dan het aardmannetje. Een kabouter kan in tegenstelling tot een aardmannetje onzelfzuchtig werk verrichten t.b.v. een ander, maar de differentiatie gaat ook weer verder binnen de groep van kabouters. Zet er 10 op een rij en ze hebben alle 10 een ander stadium van bewustzijnsontwikkeling net als bij mensen.
Feeën
Ik verbind me het meest met datgene wat op dat moment nodig is, maar het liefst met de feeën. Ze zijn zelfs in staat om zelf hun eigen plek te creëren mocht dat nodig zijn. Wat heeft zo’n plek nodig? Allereerst moeten de lichtkrachten sterker zijn dan de krachten uit de aarde (dat is niet hetzelfde als de duistere krachten!). Verder een plek die weinig of helemaal niet door mensen wordt bezocht en het beste zou zijn directe energie uit de kosmos.
Ze doen eigenlijk heel veel voor de dorpsgemeenschap. Zij zijn in staat om alle lagere natuurwezens -alles wat onder de feeën zit- in toom te houden dus als die het al te bont maken, dan kunnen de feeën ingrijpen om de mensen te beschermen. En zij kunnen dat ook als enige!
Ze leven buiten het dorpsgebied in het bos, maar niet in het heilige bos. Ik ga er wel eens naar toe. Het is een plek waar Kamera ook wel eens komt. Ik ga er niet perse heen om hun hulp te vragen, soms alleen om hen even te begroeten, maar soms ook om hen te raadplegen over een bepaalde situatie die de dorpsgemeenschap aangaat of voor persoonlijke zaken.
De feeën werken veel samen met de engelen. Tussen die rijken zit iets als een barrière maar feeën zijn in staat om met de lagere engelen te communiceren en voor hen te werken.”
Ervaringen van de vrouw van de timmerman:
“Ik heb contact met natuurwezens en dat voelt een beetje als mijn familie. Ik zie ze en ze zijn over het algemeen lief als je zelf ook lief voor hen bent. Maar voor de gnoompjes moet je wel uitkijken: echte buiten koppen. De kluizenaar ziet ze ook, maar de mensen in het dorp niet. Ik praat niet met de anderen over de natuurwezens.
De mensen die op het land werken, zien ze ook, maar de mensen in het dorp niet. De landwerkers zien af en toe aardmannetjes en kabouters want die zijn de gemakkelijk te zien maar niet de feeën of elven. Die zijn mensenschuw en laten zich niet aan iedereen zien.
Ik zie kabouters, elfen en feeën. Er wonen elfjes in de lindeboom. Ze lijken net ondeugende lieve kinderen en zijn heel lief en heel speels.
Tussen de huizen in het dorp wonen op bepaalde plekjes wel aardmannetjes en er zijn ook twee plekken waar kabouters wonen: vlak bij het huis van de dorpsoudste en meer naar de rand van het dorp. Deze plaatsen worden met rust gelaten en zijn niet afgezet. Mensen zeiden dat ze daar kabouters zagen en dat werd op zich niet vreemd gevonden. De mensen brengen aan deze kleine wezens geen offeringen maar ik doe dat wel. Zo breng ik soms wat bessen of vruchten en dan zijn ze altijd heel blij en springen. Ze zijn namelijk gek op cadeautjes.
Feeën leven echter buiten het dorp in het bos. Deze feeën zijn veel groter dan de elfen en hebben ook een ander bewustzijn. Het zijn hele mooie wezens die heel wijs zijn. Sommige zijn zo sterk, zo stralend dat je je ogen dicht moet doen. Ze wonen op vaste plekken. Ik heb die plekken zelf gevonden en geef ze geen naam.
De kluizenaar bezoekt de feeënplaatsen wel eens en volgens mij gaat hij daarheen als hij zich alleen voelt. Ze zijn zo mooi en lief die feeën. Mensen komen op deze feeënplaatsen nooit echt en als daar een mens is, laat die fee zich niet zien. Ze wonen dus niet op een verboden plaats maar niemand weet dat ze daar of daar wonen.
Wat doen deze natuurwezens met jou?
De kabouters zorgen voor mijn planten in de tuin: als ze een slak ergens op zien kruipen dan duwen ze hem de andere kant op. Ze lopen tegen de plantjes te zeggen dat ze het goed moeten doen en ze zijn heel bezorgd en druk aan het werk.
Aardmannetjes helpen de kabouters, wiens knechtjes ze zijn. De aardmannetjes wroeten altijd in de grond. Ja, ze zorgen dat er voldoende lucht in de grond komt.
De elfjes zijn gewoon heel gezellig. Die maken wel eens muziek voor me of wijzen de weg of waarschuwen me als ik in het bos rustig ergens zit en er komt iemand aan. Elfen zijn echte roddeltantes hoor!
De feeën geven me altijd heel veel licht en nemen een beetje mijn zorgen en verdriet weg.
Er zijn ook andere wezens als boomgeesten, soms ook wel plaatsgeesten. Deze plaatsgeesten zitten op één bepaalde plek en dat is dan hun plek net als bij een boomgeest.
Soms zitten in struiken hele kleine mannetjes die ook speels van aard zijn, niet elfachtig. Je ziet ze maar heel weinig en ze zijn heel schuw.
Dan zijn er nog de watergeesten bij het beekje in het bos waar ook nimfen zitten. De Nimfen zijn wel heel vriendelijk maar net als de watergeesten meer met zichzelf en elkaar bezig.
Door ons worden geen feesten of rituelen in dorpsverband ter ere van deze wezens gehouden. De kluizenaar doet dat echter wel en sommige mensen op het land ook die ze met eerbied en respect behandelen.”
Gaialogische aspecten in relatie tot natuurwezens
- natuurwezens kunnen informatie geven over het te onderzoeken veld/territorium of dat nu een huis, een plek, een terrein of een plaats is
- natuurwezens kunnen ondersteunend werken in het transformatieproces van fenomenen in dat veld
- verstoor niet hun kwaliteitsplekken die voor hen van belang zijn zoals hun woonplekken
- ken je eigen voorkeur voor bepaalde natuurwezens die al of niet je persoonlijke ontwikkeling door tijd en ruimte heen aangeven.
Bronnen:
1. The Woman’s Dictionary van Barbara G.Walker, Harper & Row, 1988.
2. Mondelinge mededeling van Erik Dolne, cultuurhistoricus(naam afgeleid van ‘Oln”e = (La) olno= oud en elf) ook een plaatsnaam bij Luik)
3. Etymologisch Woordenboek, Van Dale, 1994
4. Mondelinge mededeling Jan van Es, Roermond
5. De tuinen van Findhorn’, oorspronkelijke titel: the Finhorn Garden, (the Findhorn Foundation), 90 230 0288 1
6. Internetsites met info over natuurwezens. http://members.tripod.lycos.nl/Annelie/ Overige bronnen:
– De Grote Encyclopedie van het Kleine Volkje, Pierre Dubois, Standaard, 1994
– Kaboutersprookjes, Els Boekelaar en Ineke Verschuren, Christofoor, 1985
– De Elfen, Brian Froud & Alan Lee, Van Holkema & Warendorf, 1979
– De ontdekkingsreizigers van de onzichtbare wereld, Vrij Nederland, Kleurkatern
– Elementarwesen van Marco Pogacnik – ook in het nederlands verschenen
– Kabouter Encyclopedie, Lady Elizabeth Putworth, Rebo Productions, 1998
– Elfen, een subtiele realiteit, Dora van Gelder, Moment, 9077074015
Op de websites: www.kleinevolkje.nl